Op een middag sloft Sam naar huis. Ber kijkt op als hij de keukendeur openrukt. ‘Hallo Sam, hoe is het?’, vraagt Ber.
‘Gaat wel.’ Sam kijkt naar de vloer. ‘Ik heb ruzie gemaakt.’
‘Ruzie? Jij?’, vraagt Ber.
‘Ja, met Soof’, fluistert Sam. 'Ik wilde graag met haar gaan zwemmen. In de poel. Ze wilde niet. Toen ontplofte ik en ik ben zo weggerend.’
‘Da’s niet niks’, zegt Ber.
‘Nu wil Soof natuurlijk mijn vriendin niet meer zijn.
’ Ber kijkt hem aan. ‘Dus jij denkt dat als je boos wordt dat dat nooit meer goed komt? Daar kun je toch ook over praten? Jullie zijn toch ook een beetje vrienden om zulke dingen te oefenen?’
‘Denk je dat?’, vraagt Sam.
‘Ja hoor. Ga maar gauw naar haar toe.’
Sam loopt peinzend naar het huis van Soof. Zal ze hem nog wel willen zien? Wat zal hij tegen haar zeggen? Zijn ze nu nog wel vrienden?
Soof zit op het bankje in de tuin. Ze staart verdrietig naar de tulpen. Sam ploft naast haar neer en haalt een keer diep adem. ‘Sorry voor net’, zegt hij simpelweg. ‘Ik had niet zo boos weg moeten hollen, dat was niet leuk.’
‘Nee’, zegt Soof. ‘Ik wou je vertellen waarom ik niet mee wilde zwemmen. Maar je was al weg.’ ‘Ja dat was stom', fluistert Sam. 'Ik was zo teleurgesteld.’
‘Toch ben ik blij dat je gekomen bent’, zegt Soof. Soof slaakt een diepe zucht. 'Ik ben bang voor water.' Sam is er stil van. Wat doet Soof dan als het 34 graden is en iedereen spettert in de rivier?
‘Zou je het wel willen durven?’, vraagt Sam.
‘Willen wel, maar durven niet’, zegt Soof.
En als we samen gaan oefenen? Stap voor stap?’
‘Met jou misschien...', aarzelt Soof.
‘Zullen we meteen gaan?’, zegt Sam enthousiast.
Soof waarschuwt: ‘Maar ik ga niet verder dan mijn tenen hoor.’
‘Weet je wat? Ik heb een idee: we doen laarzen aan’, zegt Sam opgetogen.
Ze leggen hun badlaken bij het poeltje waar de eendjes zwemmen.
‘Kijk Soof, het water is zo helder, dat we de visjes kunnen zien’, zegt Sam. ‘Je kunt precies zien hoe diep het is.’
Soof staat stilletjes aan de kant. Haar rode laarzen raken net het water. Zonder iets te zeggen pakt Sam haar hand en samen lopen ze voetje voor voetje de rivier in. Net zo lang, tot ze niet verder kunnen want anders loopt de rivier zó hun laarzen in. Soof heeft rode wangen: ‘Dit was de stoerste dag van mijn leven.’